Een unieke en onmisbare route
Een unieke en onmisbare route
U maakt mij het pad ten leven bekend. (Psalm 16: 11a)
Helemaal aan het eind van Psalm 16 komen we het zinnetje tegen waar het in deze meditatie over gaat: 'U maakt mij het pad ten leven bekend'. Paden genoeg: de gang achter de schutting langs, waar je iedere dag met je fiets overheen komt, dat steegje halverwege je route waar je steevast dankbaar gebruik van maakt omdat het de route naar je werk behoorlijk inkort, etc. Ja, paden te over, maar dit is wel een heel bijzonder pad. 'Het pad ten leven'. Dat is het pad naar het leven toe. Wie wil dat nu niet vinden? De Bijbelse koning David, die in Psalm 16 aan het woord is, zegt in dit lied dat God zelf hem dit pad bekend heeft gemaakt. 'Pad ten leven'… 'Leven', wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Daar kun je over discussiëren, en natuurlijk hangt het ook van de context af. Voor iemand met een compleet lege maag is het pad ten leven, de kortste weg naar de vrachtwagen met hulpgoederen. Dan gaat het om een basisbehoefte, om over-leven. Dan hebben we het over iets heel anders dan wanneer we het bijvoorbeeld hebben over ‘kwaliteit van leven’. Dan gaat het om veel meer dan om meel of rijst. David, de dichter van ons lied, heeft het niet alleen over een goed leven. Nee, hij heeft ‘het hoogste goed’ gevonden. In onze Psalm gebruikt hij Bijbelse symbolen om dat duidelijk te maken. Hij heeft het in vers 5 namelijk over een beker, zoals in die tijd de vader des huizes die voor zijn kinderen en andere tafelgenoten klaarmaakte en gereed zette. Hij geeft aan: het lot is mij goed gezind, want mijn beker zit vol. En achter dat lot ziet David de zegen van God. Ja, en dan komt ook het kadaster van die tijd om de hoek. In vers 6 gaat het namelijk over meetsnoeren. Liefelijke plaatsen krijgt David van God. Een ruim en mooi stuk land krijgt hij van Hem om te leven. Maar als je goed kijkt, goed leest, dan zie je dat het hem ten diepste niet om brood of om vierkante meters grond gaat. Nee, hij zegt: ‘de HEERE is mijn enig deel en mijn beker’ (vers 5). Zoals de priesters en Levieten in Israël geen grondstuk erfden, omdat God Zelf (voor) hen genoeg was, zo geldt ten diepste voor David hetzelfde. Het pad ten leven eindigt in het erfdeel. David beseft: wat ik erf dat is God zelf. Ik mag nu al dicht bij Hem zijn, en in de eeuwigheid nog dichter. Dan kom ik bij Hem thuis. God zal me nooit verlaten, zelfs in het graf niet. Mijn ziel en ook mijn lichaam zijn veilig bij Hem, in zijn handen! Ja, ook mijn lichaam. Dat is niet zomaar een aanhangsel. Het is waar dat het hier tot stof zal vergaan, maar God zal zich er weer over ontfermen. Met profetische ogen ziet David Jezus al voor zich. Zoals God Jezus heeft doen opstaan uit het graf, zo is er voor allen die in Hem geloven een nieuw en eeuwig leven. De dood is wel machtig, en lijkt soms almachtig, maar hij heeft niet het laatste woord. Er is namelijk een weg. Er is een pad ten leven, naar HET LEVEN toe. En dat gaat via Jezus. Dat IS Jezus zelf! Wie Hem volgt, slaat dat heerlijke pad ten leven in. Dat gaat hier en nu soms nog door diepe dalen, maar komt uiteindelijk uit in het huis van de Vader, waar voor allen die willen een prachtige woning beschikbaar is (Joh. 14: 2). Het pad ten leven. Aan veel paden mis je niet zoveel. Dit ene, unieke mag je gewoon niet mislopen! Zoek het op, bid of God het je wil wijzen, vraag om kracht van de Geest om het in te kunnen slaan of erop vol te kunnen houden! Ds. B.F. (Bas) Bakelaar
mei/juni 2025 | ||
terug | ||