Bidden om Gods glimlach Bidden om Gods glimlach
HEER, God van de hemelse machten, keer ons lot ten goede, toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered.
(Psalm 80: 20)

Iedereen heeft bepaalde voorkeursliederen. Zelf veer ik  altijd weer op als Psalm 80 gezongen wordt. Blijkbaar raakt dit lied een snaar in mij. Het zal er ook mee te maken hebben dat het met name in de Adventstijd wordt gezongen, de donkere tijd voor Kerst, waarin je zo enorm kunt hunkeren naar licht. Dit jaar misschien nog wel sterker dan anders vanwege al die sombere coronaberichten.

Een gebed is het, een in crisistijd opgezonden smeekbede. Een bidder uit het noordelijke rijk schreeuwt zijn nood uit naar de hemel. De exacte historische achtergrond weten we niet. Maar er is een grens overlopen, een beschermende omheining rond de wijnstok Israël omgegaan. Grote kans dat het gewelddadige Assyriërs zijn, die zijn binnengevallen en huis hebben gehouden. De dichter zit op de puinhopen, en vraag zich af: waarom, Here God, waarom is het zo gegaan, waarom hebt u dat toegelaten? Ja, zo kun je jezelf tussen de brokstukken voelen, alsof God zijn rug naar je heeft toegekeerd, alsof je door de Allerhoogste bent verlaten. En soms kun je dat zelfs ook denken als het gaat over ons land en over deze hele wereld: zo’n pandemie, en alle ellende die daarbij hoort, komen we daar eigenlijk nog wel uit? En hoe staat God in dit geheel? Wil Hij ons eigenlijk nog wel redden? Gebeden wordt er toch genoeg.

Is het een en al somberheid dan, dit lied? Nee, ik zei al: het is een gebed. En in dat gesprek met God wordt een klacht ge­uit, maar tegelijkertijd is er ook nog steeds verwachting, een sterkte verwachting. U kunt het, u kunt ons redden. U, die uw liefde getoond hebt in het verleden door Israël als een wijnstok uit de grond van Egypte te graven en te verplanten in de vruchtbare grond van Kanaän. Uw macht, majesteit en glorie maakten ons tot die prachtige wijngaard. En van uw heerlijkheid is nog steeds niets verbleekt. Daarom, Almachtige, keer om, keer terug. Kom weer met uw genadi­ ge, gunstige gezicht naar ons toe staan, en herstel ons door uw glimlach, door de glans die daar vanaf komt!

Een gebed groeit soms aan. Dan wordt het lang. Andere keren groeit er iets inhoudelijks in een gebed. Dan wordt er gaandeweg, biddende weg, iets geboren vertrouwen bijvoorbeeld. In Psalm 80 zien we dat groeien in beide betekenissen, zo is er sprake van een steeds verder uitbreidend refrein. In vers 4 lezen we alleen nog maar het woordje ‘God’. Dat klinkt nog neutraal en wat ieletjes.
In vers 8 groeit het uit tot ‘God van de hemelse machten’. Dat komt een stuk krachtiger over. De climax vinden we in vers 20, daar is ook nog eens de Godsnaam, het tetragrammaton, aan toegevoegd: ‘HEER, God van de hemelse machten’. En het zijn dus niet alleen letters en woorden die er onderweg bij zijn gekomen, maar vooral ook geloof en vertrouwen: ‘Ik ben die Ik ben’ is ons niet vergeten. Hij was er voor ons, en Hij zal er ook weer voor ons zijn!

Niks kenmerkender voor onze God dan licht. De apostel Johannes roept het in zijn eerste brief al verkondigend uit, dat God licht is, en dat er in Hem in het geheel geen duisternis is (1 Joh. 1: 5). En Jezus, die ons de Vader heeft leren kennen, noemt zichzelf ‘Het Licht der wereld’ (Joh. 8: 12)  Wie verlangt naar meer van dat licht, en dus meer van God, nodig ik van harte uit om Psalm 80: 20 persoonlijk mee te bidden: HEER, God van de hemelse machten, keer ons lot ten goede, toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered.
 
Ds. B.F. (Bas) Bakelaar
december 2021
terug